De 4% regel met sparen, hoe werkt het?

De 4% regel is een regel voor mensen die nadenken over hun pensioen of al met pensioen zijn om uit te rekenen hoeveel je per jaar kan opnemen van je gespaarde vermogen. De 4% regel helpt financiële planners en gepensioneerden om te beslissen hoeveel geld ze elk jaar van een pensioenrekening kunnen opnemen. De richtlijn stelt dat een persoon 4% van zijn of haar portefeuille in het eerste jaar van het pensioen kan opnemen en dat percentage vervolgens gedurende ongeveer 30 jaar elk jaar kan aanpassen aan de inflatie zonder dat het geld opraakt.

Hoe de 4% regel is uitgevonden

William Bengen begon met onderzoek naar de 4% regel in 1994. Voor zijn tijd was er een gedachte in de economische wereld dat het een veilige gok was om 5% van je pensioen per jaar op te nemen. William Bengen ging dit opnieuw onderzoeken met historische gegevens over aandelen- en obligatierendementen over een periode van 50 jaar: 1926 tot 1976.

Op basis van deze dataset van een halve eeuw aan marktgegevens concludeerde Bergen dat in elk denkbaar economisch scenario (dus ook tijdens onrustige economische tijden) het opnemen van 4% per jaar voor 30 jaar lang mogelijk was. Bengen gebruikte een 60/40-portefeuillemodel (60 procent aandelen, 40 procent obligaties). Een kanttekening op deze studie is dat hij al een hele tijd geleden gedaan is. In die tijdperiode waren er hogere obligatierendementen (hogere rentetarieven) in vergelijking met de huidige tarieven.

Een rekenvoorbeeld met de 4% regel

Stel, je bent 67 jaar geworden en je gaat met pensioen. Tijdens je werkzame jaren heb je veel gespaard en ga je met pensioen met €1 miljoen euro vermogen. Volgens de 4% regel kan je dan in het eerste jaar €40.000 opnemen, en in het jaar erna €40.000 plus inflatie. Als de inflatie in het eerste jaar bijvoorbeeld 3% bedraagt, neem je €41.200 op. De extra €1.200 compenseert voor de inflatie zodat je je levensstandaard kunt behouden. Door je portefeuille tijdens je pensionering belegd te houden, kan je in de loop van de tijd een gemiddeld rendement behalen. In theorie groeien de beleggingen minstens net zo hard als de opnames zodat het vermogen niet of nauwelijks afneemt.

Er is nog een andere regel die vaak in een adem wordt genoemd met de 4% regel. Dit is de 25x regel, waarmee je makkelijk kunt uitrekenen hoeveel vermogen je moet opbouwen voor een comfortabel pensioen. Eerst is het goed om na te denken hoe je van plan ben te gaan leven na je pensioen. Wil je hetzelfde leven als nu, of zijn er meer kosten, of minder? Ben je tevreden met je huidige comfortniveau, of kan dat wel omlaag zodat je minder hoeft te sparen?

Al deze vragen zijn belangrijk bij het bepalen van het ideale pensioen. Als je deze vragen hebt beantwoord kan je namelijk komen tot een ruw budget voor je pensioen. Bepaal vervolgens een ruw budget voor die toekomstige manier van leven. Wat kost het per jaar? Gebruik dit cijfer om te beslissen welk salaris je zou willen hebben om de droom te ondersteunen. Vermenigvuldig ten slotte dat bedrag met 25 om een ​​idee te krijgen van het totale bedrag dat je moet sparen tegen de tijd dat je met pensioen gaat.

Als je bijvoorbeeld wilt leven van € 40.000 per jaar als je met pensioen gaat, moet je € 1 miljoen gespaard hebben tegen de tijd dat je met pensioen gaat (€ 40.000 x 25).

Is de 4% regel nog steeds actueel?

Tegenwoordig beginnen onderzoekers echter het onderzoek van Bengen uit 1994 te heroverwegen. Veel onderzoekers zijn bijvoorbeeld van mening dat een veilig opnamepercentage niet 4% is, maar eerder 2,8% of 2%, of zelfs zo laag als 1,49%. Zoals al hierboven kort besproken komt dit door de huidige lage rent op obligaties.

Simpel gezegd, het onderzoek van Bengen gaat ervan uit dat de pensioenportefeuille is belegd in aandelen en obligaties, en de aannames van Bengen hielden geen rekening met de huidige lange periode van historisch lage obligatierendementen. Zijn onderzoek hield ook geen rekening met belastingen, vergoedingen of een langere levensduur. De lage rendementen slepen de potentiële prestatie van het obligatiegedeelte van de portefeuille naar beneden, lager dan wat Bengen aannam.

Het simpelweg verminderen van het percentage obligaties in de portefeuille is niet de oplossing, aangezien het verhogen van de blootstelling aan aandelen de blootstelling aan volatiliteit alleen maar zal verhogen, wat weer voor nieuwe risico’s zorgt.

Conclusie

De overgang van sparen naar uitgeven vanuit je portefeuille kan lastig zijn. Vaak hebben mensen al veel jaren gespaard voor hun pensioen, sommigen wel veertig jaar lang, waardoor het lastig is om over te stappen van sparen naar uitgeven van je vermogen. Er zal nooit een enkel “juist” antwoord zijn op hoeveel je uit uw portefeuille kunt opnemen als je met pensioen gaat. Het is belangrijk om een plan en een algemene richtlijn voor uitgaven te hebben – en deze vervolgens te controleren en aan te passen, op basis van je omstandigheden, indien nodig. Het doel is immers niet om je zorgen te maken over ingewikkelde berekeningen over uitgaven. Het is om van je pensioen te genieten.